OVER VRIENDEN  

 

Citaat uit mijn boek ‘Langs de afgrond’ waarin Tomasz vertelt over zijn vrienden.

 

We maakten heel vaak lange fietstochten door de mooie natuur. Regelmatig zetten we dan een sprint in en hielden bij wie er gewonnen had. Soms had ik geen zin om te spurten en gaf me gewonnen. In de glooiende gebieden gingen we met hoge snelheden de heuvels af. Dat is altijd goed afgelopen omdat we heel handig waren om met onverwachte situaties om te gaan. Het gebeurde weleens dat plotseling een dier de weg overstak. Soms kreeg iemand een lekke band. We mopperden dan slechts heel even omdat we hadden geleerd om hem snel te lappen en konden dan weer verder fietsen.

 

Aan de meren heb ik verschillende herinneringen. Als kleine jongen durfde ik soms, samen met mijn vrienden, risico’s te nemen. We bluften dan wie het verst het meer op durfde te zwemmen. Eens kreeg ik daarbij vreselijke kramp in mijn rechterbeen. Ik heb minutenlang met mijn armen en linkerbeen in het water moeten spartelen om niet kopje onder te gaan.

 

Gelukkig kon ik uiteindelijk met de vlinderslag de kant bereiken. Daar strompelde ik naar mijn stapeltje kleren en ging met mijn gezicht, zoveel mogelijk naar de grond gericht, op mijn handdoek liggen, om de schrik te verwerken.

 

Op latere leeftijd zwommen we zonder probleem dwars over het meer naar de andere oever en gingen daar een paar uur op een grote steen in de zon zitten, of op een boomstronk in de schaduw, als het te warm was. We verzonnen dan pikante verhalen van belevenissen met meisjes die we op feestjes hadden ontmoet. De ene zoenpartij was nog heviger dan de andere. We noemden geen namen van de meisjes, omdat we niet wilden dat iemand achter de onwaarheid zou komen.

 

Voor info boek klik hier

Voor meer verhalen klik hier