ALCOHOLGEBRUIK

 

Citaat uit mijn boek ‘Langs de afgrond’ waarin Tomasz vertelt over zijn alcoholgebruik.

 

‘Mijn oom was een alcoholist, daar merkte je niets van. Hij had voortdurend een hoog alcoholpromillage in zijn bloed en was eigenlijk altijd dronken. Hoewel mijn oom elke

dag stevig dronk, was hij best een nette man. Hij kleedde zich keurig en zag er altijd verzorgd uit. Ik hoefde hem nooit te ontwijken. Wel had hij altijd lange haren tot in zijn nek, omdat hij niet naar de kapper wilde gaan. Dat zag er niet uit omdat hij er zelf af en toe de schaar inzette.

 

In mijn land is het sociaal geaccepteerd om veel en vaak te drinken. De statistieken zeggen dat er elk jaar minder wordt gedronken. Ik geloof niet in de betrouwbaarheid van die cijfers. Ik heb heel vaak gezien dat het in Nederland niet veel anders is. In cafés wordt immers ook veel gedronken, hoewel je tegenwoordig achttien moet zijn. Ik ben met bier begonnen toen ik ongeveer dertien jaar oud was. Ik geloof voor het eerst tijdens het volleybalfeestje met oudere jongens. Dat was jong, maar heel gebruikelijk in Polen. Mijn ouders waren daar niet zo blij mee. Verder had niemand in mijn omgeving daar moeite mee.

 

Mijn medeleerlingen op de middelbare school gebruikten ook bijna allemaal alcohol. Door de jaren heen dronk ik steeds meer. Als ik nu naar mijn jeugd kijk, zie ik in dat ik nooit met mate kon drinken. Vroeger zag ik dat niet. Ik dronk tijdens feestjes dikwijls zoveel dat ik me de volgende dag niet meer kon herinneren wat ik de vorige dag gedaan had en waar ik precies was geweest. Ik voelde me dan wel beroerd, maar had eigenlijk nooit een zware kater en knapte snel weer op. Ik verveelde me in die tijd snel, wist nooit wat ik in mijn vrije tijd moest doen. Drinken en feestjes zag ik dan als welkom amusement.’

 

Voor info boek klik hier

Voor meer verhalen klik hier