PARKEREN BIJ ALBERT HEIN
Ik liep met mijn winkelwagentje vol boodschappen terug naar mijn auto en bedacht plotseling dat ik vergeten was mijn auto met het nummer van mijn nummerbord aan te melden bij de parkeerpaal. Bang voor een parkeerbon versnelde ik mijn pas en hobbelde met enig lawaai over de klinkers naar het midden van het terrein. Ik had bewust voor die royale parkeerplek midden op het plein gekozen omdat ik anders het risico zou lopen dat iemand vlak naast me kwam staan. Dichterbij zag ik met een vrije blik op de ruitenwisser dat er gelukkig geen bon onder geklemd zat. Ik hevelde vlug mijn boodschappen over in de achterbak van mijn auto en hobbelde met dubbel zoveel lawaai terug naar de winkel.
Daarna holde ik terug naar mijn auto omdat ik het risico had genomen hem niet alsnog aan te melden. Maar oh die klapvoeten. Hollen met zwakke voetspieren is geen goed idee. Mijn rechterhak schoot in het gat van een verzakte klinker. Een moment later lag ik languit op de keien. Terug overeind bereikte ik met een soort hink-stap-sprong mijn auto waar ik een juichkreet onderdrukte omdat ik al genoeg aandacht van mensen had getrokken. Maar groot was mijn vreugde bij de constatering dat er nog steeds geen bon onder de ruitenwisser was geklemd.
Eenmaal thuis wilde ik, na het uitpakken van de boodschappen, even tot rust komen. Ik zakte in een stoel en greep in de krantenbak naast me. Ik pakte het weekblad eruit. Het lezen van een paar artikelen bracht me weer volledig tot rust. Maar toen ik de pagina met het Gemeentenieuws voor me had werden mijn emoties toch weer geprikkeld. Ik las in grote zwarte letters de kop van een artikel: “Tijdens corona gratis parkeren”.
Voor meer verhalen klik hier